Hoe maken we Maastricht inclusief?
Door Bestuur op
Niet iedereen is hetzelfde. Als wij iedereen willen meenemen, moeten we doelgroepen erkennen. Dit doen we nu niet en dat gaat ten koste van effectiviteit van beleid en daarmee onze inwoners in kwetsbare posities. M:OED wil een inclusief Maastricht bereiken door:
- diverse perspectieven mee te nemen in het gehele beleidsproces en de uitkomsten voor deze groepen, zodat niemand over het hoofd wordt gezien en de juiste afwegingen kunnen worden gemaakt.
- een breed scala aan representatieve organisaties en inwoners ondersteunen voor effectieve betrokkenheid.
- open discussies in de raad stimuleren die inclusiviteit bevorderen.
Inclusiebeleid in Maastricht zonder inclusie
De gemeente Maastricht maakt het zichzelf bij de implementatie van haar inclusiebeleid onnodig moeilijk, door te nadrukkelijk afstand te willen nemen van het doelgroepenbeleid dat hieraan voorafging. Het voeren van ‘doelgroeploos’ beleid wordt hierbij verheven tot doel op zich, hetgeen leidt tot een ‘one-size-fits-all’ benadering. Dit doet geen recht aan de specifieke barrières waar groepen in een kwetsbare positie tegenaanlopen bij hun streven om mee te doen in de maatschappij. Het argument voor het afschaffen van doelgroepenbeleid was dat inclusiebeleid gelijkheid zou bevorderen, maar heeft eerder tot het tegenovergestelde geleid.
Het doelgroepenbeleid uitgelegd
Bij doelgroepenbeleid wordt er gericht gekeken naar een doelgroep en de problemen waartegen zij aanlopen. Bijvoorbeeld: mensen met een beperking kunnen vaak minder makkelijk werk krijgen. Bij doelgroepenbeleid wordt er dan gekeken naar een specifieke oplossing voor dit probleem (=geen toegang tot betaald werk) en deze groep (=mensen met een beperking). Er wordt dan gekeken naar specifieke maatregelen die het gemakkelijker maken voor mensen met een beperking om de arbeidsmarkt te betreden.
Hoe zou inclusiebeleid eruit moeten zien?
Bij inclusiebeleid daarentegen wordt gekeken naar een domein en hoe je dat domein het beste kan afstemmen op al je inwoners. In het proces om tot een beleid of aanpak te komen staan de verschillende problemen in dat domein voorop. Dit hoeft echter niet te betekenen dat er niet meer naar doelgroepen wordt gekeken. In tegendeel: je wil voor alle doelgroepen hetzelfde doel bereiken, dus bij inclusiebeleid dient wel te worden gedifferentieerd tussen verschillende doelgroepen. De problemen die iedere groep ervaart kunnen immers anders zijn en dus ook verschillende oplossingen nodig hebben. Alleen dan kan er voor iedereen worden toegewerkt naar dezelfde uitkomst.
Om het voorbeeld van toegang tot de arbeidsmarkt weer op te pakken: het doel is om beleid te maken dat ervoor zorgt dat iedereen toegang heeft tot de arbeidsmarkt. Uit een vooranalyse blijkt dat niet alleen mensen met een beperking minder makkelijk werk kunnen krijgen, maar ook bijvoorbeeld mensen die langdurig werkloos zijn geweest, of die een taal- en/of cultuurbarrière ervaren. Al deze ‘doelgroepen’ zouden daarom moeten worden meegenomen in het beleid, met specifieke oplossingen per groep, zodat iedereen hetzelfde resultaat bereikt, namelijk toegang tot de arbeidsmarkt.
Gevolgen van inclusiebeleid zonder inclusie in Maastricht
Het argument voor het afschaffen van doelgroepenbeleid was dat inclusiebeleid gelijkheid zou bevorderen. Maar omdat de gemeente(-raad) vanuit de overtuiging handelt dat inclusiebeleid ‘doelgroeploos’ moet zijn, loopt deze verschuiving echter in de praktijk tegen drie belangrijke problemen op.
Het eerste probleem bij deze verandering is dat het überhaupt onwenselijk is om beleid te ontwikkelen dat volledig ‘doelgroeploos’ is. Het ontwikkelen van inclusief beleid vergt dat er rekening wordt gehouden met doelgroepen, want er zijn ook situaties waarin het essentieel is om specifiek te focussen op bepaalde groepen. Neem bijvoorbeeld LHBTI+-acceptatie. De gemeente Maastricht is Regenboogstad, en heeft een samenwerking met het ministerie van OCW in het kader van de uitvoering van het LHBTI+ emancipatiebeleid. Maar hoe kun je dit bewerkstelligen zonder specifiek LHBTI+-personen erbij te betrekken en beleid te ontwikkelen dat gericht is op het vergroten van LHBTI+ acceptatie in de maatschappij?
De gemeenteraad liep zelf ook tegen dit probleem aan bij een aangenomen motie die specifiek gericht was op ouderenbeleid. Om dit als inclusiebeleid te verkopen moesten de indieners simpelweg ontkennen dat het als doelgroepenbeleid kon worden beschouwd. Zulke redeneringen staan helder en effectief beleid niet alleen in de weg, maar maken het lastig om specifieke uitdagingen van verschillende groepen aan te pakken. Ze worden ook niet consistent toegepast op alle doelgroepen: veel discussies in de raad worden doodgeslagen door de opmerking ‘wij doen niet aan doelgroepenbeleid’. Toch is het stadsbestuur ook hier weer niet consistent in, want er is wel beleid voor (of tegen?) jeugdoverlast.
Het tweede probleem is dat beleid en interventies hun doel missen als er geen onderscheid mag worden gemaakt tussen groepen. Neem de aanpak van dak- en thuislozenopvang, waarbij jongeren in kwetsbare posities, zoals LHBTI+-jongeren en jongeren met een migratieachtergrond, worden vergeten. Het ontbreken van een specifieke en gevoelige aanpak voor deze groepen leidt tot ongelijkheid en inadequaat zorgaanbod. Het is bijvoorbeeld belangrijk om kennis te hebben over de problemen waar jongeren in kwetsbare posities tegenaanlopen. Zo voelen jongeren met een migratieachtergrond zich vaker bekneld tussen twee culturen, worden zij vaker gediscrimineerd en voelen ze zich vaak ongewenst. Anti-islam sentimenten spelen hierbij ook een rol. Door kennis te hebben van deze problemen is het bijvoorbeeld makkelijker om een vertrouwensband op te bouwen. Voor LHBTI+ jongeren kan specifieke aandacht voor hun gevoelens over hun gender- en seksuele oriëntatie van groot belang zijn. Helaas kan handelingsonwetendheid of -verlegenheid van hulpverleners ervoor zorgen dat jongeren deze aandacht niet krijgen, waardoor ze niet effectief kunnen worden begeleid of behandeld. Een ander voorbeeld is de ontwikkeling van nieuwe gymzalen, waarbij geen rekening werd gehouden met toegankelijkheid voor iedereen, zoals inclusieve toiletten en prikkelarme gymzalen. Dit gebrek aan analyse in beleidsvoorstellen resulteert in beleid dat niet volledig toegankelijk is voor alle inwoners, en verhindert dat de gemeenteraad weloverwogen keuzes kan maken.
Het derde probleem met een “doelgroeploze” aanpak is dat samenwerking met de ‘doelgroep’ noodzakelijk is om effectief beleid te ontwikkelen. De analyse van impact van beleid is bij voorbaat gedoemd te falen als niet alle informatie uit de stad zorgvuldig wordt opgehaald. Die Maastrichtenaren die liever een prikkelarme gymzaal willen melden zich waarschijnlijk niet aan voor een burgerberaad. Als het onze ambitie is dat we alle doelgroepen meenemen, zullen we hen veel meer pro-actief moeten benaderen op een manier die hen aanspreekt. Sommige doelgroepen hebben baat bij ondersteuning in het zelforganiserend vermogen. Bij andere zal een meer een meer ‘hand-on’ aanpak nodig zijn. Maar het negeren van specifieke groepen bij het opstellen van beleid leidt tot het opleggen van normen en waarden van de dominante groep aan anderen. Daarnaast kan het ook zorgen voor ineffectieve oplossingen, omdat de ervaringen en uitdagingen van de betreffende doelgroep niet wordt meegenomen.
Onderzoeken over het belang van het erkennen van doelgroepen
Er zijn veel onderzoeken die de noodzaak bevestigen om rekening te houden met specifieke aspecten, zoals gender, cultuur of sociaal-economische status, bij het ontwikkelen van beleid. Bijvoorbeeld, het College voor de Rechten van de Mens bevestigde in september 2023 het belang van gendersensitieve aanpak, wat nog onvoldoende aanwezig is in bestaand beleid. Vooral wanneer wordt gekeken naar de aanpak van geweld. Dit geldt ook voor de aanpak van geweld in Maastricht. In de regiovisie Zuid -Limburg ‘Geweld hoort nergens thuis 2019-2023’ worden de genderfactoren in de probleemanalyse en aanpak nergens genoemd.
Onderzoek wijst ook uit dat doelgroepen nodig zijn in zowel de analyse als de uitvoering van beleid. Het ‘one-size-fits-all’ principe doet geen recht aan de complexiteit van individuele leefwerelden, waarbij factoren zoals huidskleur, klasse, gender, seksualiteit, onderwijs, en taal invloed hebben op iemands positie in de maatschappij. Het huidige beleid in Maastricht miskent de diversiteit van onze samenleving – dat wil zeggen van de verschillen en hun combinaties – waarbij meerdere vormen van ongelijkheid of achterstand obstakels creëren die vaak niet worden begrepen in conventionele denkwijzen. Ook voor participatie bij beleidsontwikkeling is het belangrijk om doelgroepen te identificeren en betrekken. Beleid gemaakt met doelgroepen voor doelgroepen is het meest effectief.
Conclusie
Om sociale rechtvaardigheid en gelijkheid te bereiken moet er aandacht zijn voor de verschillende groepen in de maatschappij binnen beleid. Inclusiebeleid moet flexibel zijn en verschillen tussen groepen erkennen in plaats van ze te negeren. In de huidige beleidsstukken en aanpakken van de Gemeente Maastricht is dit niet het geval en wordt inclusiebeleid dus niet goed uitgevoerd.
Het afschaffen van doelgroepenbeleid heeft daarom bijgedragen aan ongelijkheid in Maastricht. Het is tijd om het privilege op de juiste manier in te zetten en doelgroepen terug te brengen in het beleid van de gemeente Maastricht. Alleen op die manier kunnen we streven naar een rechtvaardige en inclusieve samenleving waarin niemand wordt vergeten.